AAT
AAT is de afkorting voor Animal Assisted Therapy
ofwel dierondersteunende therapie of begeleiding.
Binnen de Therapeutische Praktijk Doorn is het voor kinderen en
jongeren mogelijk om therapie volgen met behulp van de hond als
co-therapeut. De begeleiding is op haptonomische basis.
Er is een groeiende belangstelling voor de positieve invloed van
dieren op het menselijk welzijn. In navolging van buitenlandse
ontwikkelingen ontstaan er ook in de Nederlandse gezondheidszorg
meer initiatieven om dieren in te zetten voor therapeutische
doeleinden. Wetenschappelijk onderzoek toont ook aan dat deze
initiatieven een succesvolle bijdrage leveren aan het welbevinden
van mensen.
AAT heeft tot doel ondersteunend bij te dragen aan de behandeling
van een cliënt en is daarmee onderdeel van een doelgerichte
therapie. Mensen gaan snel een verbinding aan met dieren. Hierdoor
verloopt de begeleiding of behandeling gemakkelijker. De meerwaarde
van begeleidingsprogramma’s waarbij dieren worden ingezet is dat zij
faciliterend en drempelverlagend zijn en plezier en echt contact
brengen
In de begeleiding op basis van haptonomie en met honden, speelt het
natuurlijke gedrag van de hond een centrale rol.
Aan kinderen wordt gevraagd opdrachten of oefeningen te doen samen
met de hond. Er wordt gevraagd contact te leggen met de hond.
Kinderen worden op hun eigen, authentieke gedrag aangesproken en de
hond maakt dit gedrag zichtbaar. Het effect van dit zichtbare gedrag
wordt benoemd. Het natuurlijke gedrag van de hond zorgt ervoor dat
het gedrag van het kind gespiegeld wordt. Door het steeds opnieuw
oefenen met de hond wordt het kind de mogelijkheid geboden om
alternatief gedrag te leren. Gevolg is dat ontwikkeling op gang
komt. Experimenten, gedragsalternatieven oefenen en daartoe
uitgedaagd of uitgenodigd worden is een van de essenties van
haptonomische begeleiding met honden. Door te doen ervaart het kind
en komt het tot exploratie en daarmee tot ontwikkeling.
Er zijn een aantal belangrijke haptonomische begrippen, die
afhankelijk van de specifieke hulpvraag, in meer of mindere mate aan
bod komen:
- Veiligheid; je bewust zijn van hoe je je voelt in deze omgeving, op dit moment. Dit vorm de basis voor het vertrouwen in jezelf of anderen. De mate van veiligheid die men in zichzelf en anderen heeft, bepaalt de mate waarin je naar “buiten” treedt, tot exploratie kan komen.
- Eigenheid; naar buiten treden en weten wat wel en niet bij je past en dit kenbaar kunnen maken.
- Verbondenheid; anderen betrekken in je leefwereld, het aangaan van relaties. Het uiting kunnen geven aan gevoelens en verlangens.
- Zelfstandigheid; naar eigen inzicht beslissingen nemen op basis van verschillende keuzemogelijkheden en daarvoor persoonlijke verantwoordelijkheid durven dragen (uiteraard leeftijdsafhankelijk).
- Grenzen, van jezelf en naar anderen.
- Ruimte (durven) innemen.)